6 Misverstanden onder vormgevers en fotografen

Inhoud

Als opleider in de grafische wereld is het mij opgevallen dat er hardnekkige misverstanden bestaan onder DTP-ers, grafisch vormgevers en fotografen. Die misverstanden zorgen er voor dat men verkeerde beslissingen neemt, afbeeldingen niet goed corrigeert, onhandig grote bestanden verwerkt of gewoonweg een slecht eindproduct levert. Zelfs grafische docenten zijn niet altijd op de hoogte. Laten we er hier voor eens en voor altijd korte metten mee maken.


Misverstand 1 | De resolutie voor al het drukwerk moet minimaal 300 dpi zijn


Dit misverstand berust om verschillende redenen op onwaarheid. In de eerste plaats kun je de ‘gouden resolutieregel’ van 300 dpi (dots per inch) beter laten varen voor drukwerk als posters, banieren, gevelbekleding etc. Want dit soort drukwerk wordt niet op leesafstand bekeken, maar van een paar meter afstand of vanaf de overkant van de straat. Dan is een resolutie van 300 dpi niet nodig en soms zelfs problematisch omdat het drukprocedé langer zal duren. Vraag daarom je drukker welke resolutie voor jouw specifieke situatie optimaal is.

In de tweede plaats hoeft ook een afbeelding in een boek niet altijd ingesteld te staan op minimaal 300 dpi. Dat komt omdat achtergrondfoto’s vaak helemaal niet scherp hoeven te zijn. Integendeel zelfs: als voor de achtergrond van een tekstblok een foto wordt gebruikt, kan deze foto maar beter weinig essentiële informatie bevatten en vaag zijn. Dat legt de nadruk op de tekst! Dus ook voor deze achtergrondfoto’s is een veel lagere resolutie voldoende.

In de derde plaats zien heel veel mensen niet of nauwelijks het verschil tussen 200 dpi en 300 dpi. Dus druk je op grof papier of heb je een enkele keer ‘slechts’ een foto van 200 dpi, wees dan niet te strikt in de leer. Niemand (behalve de controller bij de drukker) zal je overtreding van de gouden resolutieregel opmerken.

Tip: wil je snel bepalen hoe groot een foto scherp kan worden gedrukt, deel dan het aantal pixels (bijv. 1500 x 1000 pixels) door 100 en denk in centimeters. Dan kom je uit op 15 x 10 cm. Zo is een foto van 750 x 400 pixels scherp te printen als je niet verder gaat dan 7,5 x 4 cm. Kleiner mag, groter betekent: vager. Deze snelle rekenmethode is niet helemaal gelijk aan 300 dpi maar komt neer op 254 dpi… Het verschil zal heel weinig mensen opvallen.


Misverstand 2 | Alleen Illustrator is geschikt om logo’s te ontwerpen, Photoshop niet


Dit misverstand berust op het ‘heilige’ voordeel van Illustrator (lees vectorbestanden) om resolutie-onafhankelijke bestanden te maken, die je oneindig kunt schalen zonder kwaliteitsverlies. Dat is natuurlijk waar, maar als ik in Photoshop start met een canvas van 10.000 x 10.000 pixels, dan kan ik daarop uitstekend een logo ontwerpen, dat later minstens 1 meter breedt en hoog geprint kan worden… haarscherp! Want bij die grootte is de resolutie 243 dpi, ietsje minder weliswaar dan de ‘voorgeschreven’ 300 dpi. Maar ja, wie gaat er met zijn neus bovenop een logo van 1 bij 1 meter staan.

Tip: beheers je Illustrator minder goed dan Photoshop, maak dan gerust een logo in Photoshop, maar zorg wel voor voldoende pixels!


Misverstand 3 | De primaire kleuren voor beeldbewerking zijn rood, geel en blauw


Dit misverstand heeft zijn oorsprong tot voor de Gouden Eeuw, jawel! In de tijd van Rembrandt kwam de schilderkunst tot grote bloei. Veelgebruikte kleuren die men mengde om tot andere verftinten te komen waren rood, geel en blauw. Daarom heerst onder schilders nog altijd de mening dat rood, geel en blauw de primaire kleuren zijn waarmee bijna alle andere kleuren kunnen worden samengesteld. Ook kleurtheoreticus Itten en talloze kunstenaars na hem hielden het op rood, geel en blauw als primaire kleuren en die mening rouleert tot op de dag van vandaag.

Natuurlijk is het heerlijk schilderen met rood, geel en blauw, maar de wetenschap heeft tot andere conclusies geleid. In de eerste plaats bleken cyaan, magenta en geel veel beter om te mengen en diverse kleuren samen te stellen (eventueel aangevuld met zwart). Vandaar dat cyaan, magenta, geel en zwart de primaire kleuren voor drukwerk worden genoemd. Alle kleurafbeeldingen in boeken en tijdschriften zijn te herleiden tot deze 4 drukkleuren. Neem er maar eens een loep bij.

Maar er was nog iets anders aan de hand: lichtuitstralende apparaten (zoals monitoren, je smartphone, een beamer, televisie etc.) werken ook met drie primaire kleuren en dat zijn nu juist rood, groen en blauw! Op heel oude televisies kun je dat nog met een loep beamen. Alle kleuren die je via bovengenoemde apparaten ziet, zijn eigenlijk een samenstelsel van rood, groen en blauw. Zo is wit de samenvoeging van rood, groen en blauw in volle projectie!

monitorpixels
Monitorpixels in beeld. In de inzet kun je zien dat de primaire kleuren voor beeldschermen Rood, Groen en Blauw zijn.


Misverstand 4 | Beeldpixels kun je omrekenen naar centimeters


Als een foto 1500 x 1000 pixels bevat, kun je dan uitrekenen hoeveel centimeter deze foto is? Het antwoord is nee. Een foto van 1500 x 1000 pixels kan 1 cm breed worden geprint of 10 meter breed, het maakt niet uit. Het zullen altijd 1500 x 1000 pixels blijven, maar in het eerste geval zijn de pixelblokken veel kleiner als er gedrukt wordt en daarom is deze foto op leesafstand scherper.

De reden voor dit misverstand is dat mensen zich niet goed kunnen voorstellen wat een beeldpixel eigenlijk is, namelijk een vierkant van een bepaalde kleur, maar zonder maat. Die maat wordt pas bepaald door het instellen van de resolutie. Bij de veel gehoorde resolutie van 300 dpi zullen de pixels voor deze foto dus 1/300 inch zijn of omgerekend 0,085 mm. Nu is 300 dots per inch niet helemaal hetzelfde als 300 pixels per inch, maar om het niet al te ingewikkeld te maken mag je 300 dpi wel vervangen door 300 ppi (pixels per inch). De totale foto (van 1500 x 1000 pixels) zal bij 300 ppi dus 12,75 cm x 8,5 cm geprint worden.

Een andere reden voor dit misverstand is dat mensen beeldpixels verwarren met monitorpixels. Deze monitorpixels hebben namelijk wel een afmeting. En die is afhankelijk van jouw specifieke monitor. Tegenwoordig gaan er wel 384 monitorpixels op elke inch van je monitor, maar in the old days waren 72 monitorpixels per inch decennialang de standaard. Overigens gaf dat getal weer aanleiding tot misverstand nummer 5.


Misverstand 5 | Afbeeldingen op het web hebben een resolutie van 72 dpi


Afbeeldingen zoals foto’s bestaan uit beeldpixels. Deze beeldpixels hebben geen afmeting en geen intrinsieke resolutie. Het zijn vierkante vlakken met een bepaalde kleur die geen afmeting, dus geen breedte en hoogte hebben. Maar waarom zie je sommige afbeeldingen op het web dan groot en andere klein? Omdat de ene afbeelding meer pixels heeft dan de ander en in principe één beeldpixels wordt geprojecteerd op één monitorpixel. Dat is dan meteen de verklaring waarom een afbeelding op het ene apparaat veel ‘groter’ (lees op te meten met een liniaal) lijkt dan op een ander apparaat. Dus een afbeelding van 500 bij 500 pixels lijkt op een ouderwetse monitor (die 72 monitorpixels per inch bevat) veel groter (gemeten in centimeters) dan op een nieuwe monitor (met 384 monitorpixels per inch), maar het is en blijft 500 bij 500 pixels. De webafbeelding zelf heeft geen resolutie (in dpi), de monitor wel, maar dat heet eigenlijk pixeldichtheid.


Misverstand 6 | PNG is net als JPEG geschikt om foto’s op te slaan voor het web


Dit is een misverstand dat vooral onder fotografen heerst. Bang voor het kwaliteitsverlies kiest men voor het nieuwere formaat PNG dat immers geen kwaliteitsverlies belooft. Nu is dat waar als men voor PNG-24 kiest, maar niet voor het PNG-8 formaat. Het aantal kleuren wordt door PNG-8 drastisch verlaagd tot 256. Net zo armoedig als het GIF-formaat. Maar ook de keuze voor PNG-24 is niet goed voor foto’s op het web. Want in dit formaat zijn de bestanden veel te omvangrijk, tot in de Megabytes. Vandaar dat je op veel sites van fotografen bijzonder langzaam ladende pagina’s aantreft met teveel foto’s in PNG-24 formaat. Het is veel verstandiger om de foto’s als JPEG op te slaan. De kwaliteit die je wenst kun je zelf bepalen. Een hogere kwaliteit zorgt weliswaar voor een groter bestand (en dus langere laadtijd) maar nog altijd vele malen kleiner dan het PNG-24 formaat. En bij een hoge kwaliteit JPEG is er geen kip die het verschil merkt. Laten we het perfectionisme uit onwetendheid noemen of pennywise poundfoolish. Zie jij anders de verschillen in onderstaande foto's?

JPEG kwaliteit 40 – 24,4 kB
JPEG kwaliteit 40 – 24,4 kB
JPEG kwaliteit 90 – 136 kB
JPEG kwaliteit 90 – 136 kB
PNG 24 formaat – 332 kB
PNG 24 formaat – 332 kB
Lees meer over de cursus 'Photoshop Basis'